Bij een inflatie van 3,5 % worden de vastleggingskredieten verhoogd met 5,9 % en de betalingskredieten met 7,0 %, hetgeen reëel neerkomt op respectievelijk 2,4 en 3,5 %.
Bei einer Inflationsrate von 3,5% steigen die Verpflichtungen um 5,9% (real 2,4%), und die Zahlungen um 7,0% (real 3,5%).