De verzoekende partijen voeren aan dat artikel 192bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals ingevoegd bij artikel 54 van het decreet van 21 november 2003, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in samenhang gelezen met de artikelen 146 en 160 van de Grondwet, met de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, met artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en met de beginselen van rechtszekerheid, scheiding van de machten en de niet-retroactiviteit in strafzaken, doordat de bestreden bepaling geldt met terugwerkend
...[+++]e kracht vanaf 9 september 1984, zonder dat hiervoor dwingende omstandigheden van algemeen belang zouden zijn aangevoerd, terwijl dergelijke omstandigheden een noodzakelijke voorwaarde zijn om retroactieve wetsbepalingen, die invloed hebben op hangende rechtsgedingen, te verantwoorden.Die klagenden Parteien führen an, Artikel 192bis des Dekrets vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung, in der durch Artikel 54 des Dekrets vom 21. November 2003 eingefügten Fassung, verstosse gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in Verbindung mit den Artikeln 146 und 160 der Verfassung, mit den Artikeln 6 und 7 der Europäischen Menschenrechtskonvention, mit Artikel 15 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention sowie mit den Grundsätzen der Rechtssicherheit, der Gewaltentrennung und der Nichtrückwirkung in Strafsachen, da die angefochtene Bestimmung rückwirkend ab dem 9. September 19
84 gelte, ohne dass ...[+++]hierfür zwingende Umstände von allgemeinem Interesse angeführt würden, während solche Umstände eine notwendige Bedingung seien, um rückwirkende Gesetzesbestimmungen, die einen Einfluss auf anhängige Gerichtsverfahren hätten, zu rechtfertigen.