Bovendien vond hij het ondenkbaar dat een uitvoerbare titel waarmee de Staat een bepaalde som kan invorderen, enkel en alleen door het verlopen van een termijn ongedaan zou worden gemaakt (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1341/17, pp. 30-31).
Er erachtete es im übrigen als undenkbar, dass ein Vollstreckungstitel, mit dem der Staat eine bestimmte Summe einfordern kann, auf diese Weise durch das blosse Verstreichen einer Frist hinfällig werden könnte (Parl. Dok., Kammer, 1997-1998, Nr. 1341/17, SS. 30-31).