Uit de rechtspraak van het Europees Hof voo
r de Rechten van de Mens blijkt dat het recht op het genot van de bijstand van een advocaat tijdens een inverzekeringstelling of een voorlopige hechtenis « zijn specifieke grondslag vindt in artikel 6.3 van het
Verdrag » en dat « hoewel de wettelijke onmogelijkheid voor ' eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd ' en wiens vrijheid is benome
n, om reeds bij het begin van zijn hechtenis ...[+++]door een advocaat te worden bijgestaan, het eerlijke karakter aantast van de strafprocedure waarvan hij het voorwerp uitmaakt, louter uit dat gegeven niet kan worden afgeleid dat zijn hechtenis in strijd is met artikel 5.1 van het Verdrag in zoverre die niet zou voldoen aan de wettigheidsvereiste die inherent is aan die bepaling » (EHRM, beslissing, 28 augustus 2012, Simons t. België).Aus der Rechtsprechung des Europäischen Gerichtshofes für Menschenrechte geht hervor, dass das Recht auf Beistand durch einen Rechtsanwalt während eines Polizeigewahrsams oder einer Untersuchungshaft « spezifisch auf Artikel 6 Absatz 3 der Konvention fusst » und dass, « obwohl die gesetzliche Unmöglichkeit für einen ' Angeklagten ', dem die Freiheit entzogen wurde, Beistand durch einen
Rechtsanwalt ab dem Beginn seiner Freiheitsentziehung zu erhalten, die Fairness des ihn betreffenden Strafverfahrens beeinträchtigt, aus diesem blossen Umstand nicht abzuleiten ist, dass seine Haft im Widerspruch zu Artikel 5 Absatz 1 der Konvention stünde
...[+++], insofern sie nicht dem Erfordernis der Gesetzmässigkeit entsprechen würde, das mit dieser Bestimmung einhergeht » (EuGHMR, Entscheidung, 28. August 2012, Simons gegen Belgien).