Het Hof stelt vast dat de tekst van de bestreden bepalingen geenszins uitsluit dat door de verbranding van het biologisch afbreekbare organische gedeelte van afvalstoffen geproduceerde elektriciteit als milieuvriendelijke elektriciteit wordt beschouwd, omdat het biologisch afbreekbare organische gedeelte van afvalstoffen in artikel 2, 4°, van het decreet uitdrukkelijk wordt opgenomen onder de « hernieuwbare energiebronnen », overeenkomstig artikel 2, 5°, van het decreet.
Der Hof stellt fest, dass der Text der angefochtenen Bestimmungen keineswegs ausschliesst, dass die durch die Verbrennung des biologisch abbaubaren organischen Anteils von Abfällen erzeugte Elektrizität als grüner Strom angesehen wird, da der biologisch abbaubare organische Anteil von Abfällen ausdrücklich in Artikel 2 4° des Dekrets unter den « erneuerbaren Energieträgern » vorgesehen ist, gemäss Artikel 2 5° des Dekrets.