Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 8 van de in het geding zijnde wet met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, indien dat artikel wordt geïnterpreteerd als zijnde enkel van toepassing op het Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd met het oog op de instelling van strafvervolging en niet eveneens op het Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een veroordeling tot een vrijheidsbenemende straf, die bij verstek is uitgesproken en waartegen de veroordeelde nog over een rechtsmiddel beschikt.
Der Hof wird zur Vereinbarkeit von Artikel 8 des fraglichen Gesetzes mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung befragt, falls dieser Artikel so ausgelegt werde, dass er nur auf den zum Zwecke der Strafverfolgung ausgestellten Europäischen Haftbefehl anwendbar sei, und nicht ebenfalls auf den Europäischen Haftbefehl, der zum Zwecke der Vollstreckung einer Verurteilung zu einer Freiheitsstrafe, die in Abwesenheit ergangen sei und gegen die der Verurteilte noch ein Rechtsmittel einlegen könne, ausgestellt worden sei.