2. Een lidstaat mag op zijn grondgebied overeenkomstig de beginselen en de bijzondere kenmerken van
de aldaar bedreven homeopathische geneeskunde bijzondere voorschriften invoeren of handhaven voor de onschadelijkheidsproeven en de preklinische en klinische proeven op niet onder artikel 17, lid 1, vallende homeopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die zijn bestemd voor gezelschapsdieren en voor exotische diersoort
en die niet voor de productie van levensmiddelen bestemd zijn, of voor voor de productie van levensmiddel
...[+++]en bestemde diersoorten indien het product uitsluitend werkzame stoffen bevat die zijn opgenomen in Bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 .
(2) Für die Unbedenklichkeitsversuche sowie die vorklinischen und klinischen Versuche mit nicht unter Artikel 17 Absatz 1 fallenden homöopathischen Tierarzneimitteln für Heimtierarten und exotische Tierarten, die nicht zur Lebensmittelerzeugung genutzt werden, sowie Tierarten, die zur Lebensmittelerzeugung genutzt werden, falls das Mittel nur Wirkstoffe enthält, die in Anhang II der Verordnung (EWG) Nr. 2377/90 aufgeführt sind, kann ein Mitgliedstaat in seinem Hoheitsgebiet entsprechend den dort bestehenden Grundsätzen und Besonderheiten der Homöopathie besondere Regeln einführen bzw. beibehalten.