1. De enige ziekten of gebreken uit hoofde waarvan de binnenkomst of het recht van verblijf op het grondgebied van een lidstaat kan worden geweigerd, zijn de in Gezondheidsvoorschrift nr. 2 van de Wereldgezondheidsorganisatie van 25 mei 1951 vermelde ziekten die quarantainemaatregelen noodzakelijk maken alsmede andere besmettelijke, door infectie of parasieten teweeggebrachte ziekten, voor zover zij in het ontvangende land onder beschermende bepalingen ten aanzien van de eigen onderdanen vallen.
(1) Als Krankheiten oder Gebrechen, die die Versagung der Einreise oder des Aufenthalts im Hoheitsgebiet eines Mitgliedstaats rechtfertigen, gelten nur die Quarantänekrankheiten, die in den Internationalen Gesundheitsvorschriften Nr. 2 vom 25. Mai 1951 der Weltgesundheitsorganisation aufgeführt sind, oder sonstige übertragbare, durch Infektionserreger oder Parasiten verursachte Krankheiten, sofern im Aufnahmestaat Maßnahmen zum Schutz der eigenen Staatsangehörigen gegen diese Krankheiten getroffen werden.