Het vierde middel in de zaak nr. 2349 is afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 22, 25 en 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met de artikelen 9, 11 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, doordat de bijzondere wetgever vijf leden toevoegt aan de Nederlandse taalgroep van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad die niet rechtstreeks en democratisch werden verkozen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Der vierte Klagegrund in der Rechtssache Nr. 2349 ist abgeleitet aus einem Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in Verbindung mit den Artikeln 22, 25 und 26 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte sowie mit den Artikeln 9, 11 und 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention, da der Sondergesetzgeber der niederländischen Sprachgruppe des Rates der Region Brüssel-Hauptstadt fünf Mitglieder hinzufüge, die nicht direkt und demokratisch in der Region Brüssel-Hauptstadt gewählt worden seien.