In hun eerste middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 6274 de schending aan, door de bestreden bepaling, van artikel 23 van de Grondwet, in samenhang gelezen met, onder meer, artikel 6 van het herziene Europees Sociaal Handvest, met artikel 11 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met artikel 4 van het Verdrag nr. 98 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende de toepassing van de grondbeginselen van het recht van organisatie en collectief overleg.
In ihrem ersten Klagegrund führen die klagenden Parteien in der Rechtssache Nr. 6274 einen Verstoß durch die angefochtene Bestimmung gegen Artikel 23 der Verfassung in Verbindung mit unter anderem Artikel 6 der revidierten Europäischen Sozialcharta, mit Artikel 11 der Europäischen Menschenrechtskonvention, mit Artikel 28 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union und mit Artikel 4 des Übereinkommens Nr. 98 der Internationalen Arbeitsorganisation (IAO) über die Anwendung der Grundsätze des Vereinigungsrechts und des Rechtes zu Kollektivverhandlungen an.