Volgens het eerste middel doet artikel 7, § 5, van de wet van 22 maart 2002, doordat het bepaalt dat de zes leden van het strategisch comité die de representatieve vakorganisaties vertegenwoordigen, door de Koning worden benoemd en afgezet bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, afbreuk aan de onafhankelijkheid die bij de in het middel vermelde bepalingen aan de vakorganisaties wordt gewaarborgd, en betekent het een inmenging in hun werking door hun het recht te ontzeggen « hun vertegenwoordigers te kiezen en hun eventuele afzetting aan te vechten ».
Dem ersten Klagegrund zufolge beeinträchtige Artikel 7 § 5 des Gesetzes vom 22. März 2002 dadurch, dass er bestimme, dass die Ernennung und Absetzung der sechs, die repräsentativen Gewerkschaftsorganisationen vertretenden Mitglieder des strategischen Ausschusses durch den König mittels eines im Ministerrat beratenen Erlasses vorgenommen werde, die Unabhängigkeit, die durch die im Klagegrund angegebenen Bestimmungen den Gewerkschaftsorganisationen gewährleistet werde, und er komme einer Einmischung in ihre Arbeitsweise gleich, indem er ihnen das Recht entziehe, « ihre Vertreter zu wählen und ihre mögliche Absetzung anzufechten ».
