Deze richtlijn geeft de lidstaten de mogelijkheid om nieuwe exploitatiebeperkingen op te leggen op individuele luchthavens, met name voor luchtvaartuigen die marginaal conform zijn met hoofdstuk 3, voor zover de lidstaten zich houden aan de zogenaamde “evenwichtige aanpak”, zoals uiteengezet in Resoluties A33-7 en A35-5 van de algemene vergadering van de ICAO.
Die Richtlinie erlaubt es den Mitgliedstaaten, an einzelnen Flughäfen neue Betriebsbeschränkungen einzuführen, besonders für Flugzeuge, die die Anforderungen von Kapitel 3 nur knapp erfüllen, sofern sie dabei im Einklang mit dem sogenannten „ausgewogenen Ansatz“ der ICAO-Entschließungen A33-7 und A35-5 vorgehen.