21. wijst er eens te meer op dat de indicatieve landenprogramma's zouden moeten worden opgesteld in samenwerking met de parlementen van de betrokken landen, met de Paritaire Parlementaire Vergadering en met de maatschappelijke organisaties;
21. bekräftigt, dass die nationalen Richtprogramme in Zusammenarbeit mit den Parlamenten der betreffenden Staaten, der Paritätischen Parlamentarischen Versammlung und der Zivilgesellschaft erarbeitet werden sollten;