Zij voerden daarbij met name aan dat dit besluit een aantasting vormde van de parlementaire onschendbaarheid en de onafhankelijkheid van hun mandaat. In dit geschil kwam het tot een beschikking (in kort geding) en vervolgens tot een uitspraak van het Gerecht van eerste aanleg op 26 februari 2002 [16], dat het beroep niet ontvankelijk verklaarde aangezien de eisers niet hebben aangetoond dat zij individueel nadeel ondervinden van het betwiste besluit.
In diesem Rechtsstreit erging zunächst ein Beschluss (Verfahren auf einstweilige Anordnung) und anschließend (am 26. Februar 2002) ein Urteil des Gerichts erster Instanz [16].