§ 2 - Wordt er met toepassing van de artikelen 30, 31 en 32 door afdanking een einde gemaakt aan een aanstelling, dan worden de tot deze aanstelling behorende dienstdagen gepresteerd bij de inrichtende macht waarbij aan het ambt een einde wordt gemaakt, niet in aanmerking genomen om de in § 1 bedoelde dienstanciënniteit te berekenen, tenzij deze inrichtende macht het afgedankte personeelslid weer aanstelt of met toepassing van artikel 30, § 3, lid 4, de afdanking na advies van de raad van beroep niet bekrachtigt.
§ 2 - Wird eine Bezeichnung aufgrund einer Entlassung oder Kündigung in Anwendung der Artikel 30, 31 und 32 beendet, werden die zu dieser Bezeichnung gehörenden Diensttage beim Träger, bei dem die Amtsausübung endet, für die Berechnung des in § 1 erwähnten Dienstalters nicht berücksichtigt, ausser wenn derselbe Träger das Personalmitglied wieder bezeichnet oder er in Anwendung von Artikel 30 § 3 Absatz 4 die Entlassung nach Gutachten der Einspruchskammer nicht bestätigt.