5. HERINNERT AAN zijn conclusies van 14 oktober 2010, luidens welke bi
j het ontwerpen van institutionele regelingen, overwegingen inzake coherentie, efficiëntie, doeltreffendheid, aanpassingsvermogen, evenwichtige vertegenwoordiging en inst
itutionele economie moeten worden gevolgd; ONDERSTREEPT dat in besluiten over
een institutionele architectuur terdege rekening moet worden gehouden met de taken van bestaande instellingen en met
...[+++] de vraag hoe die kunnen worden versterkt;
5. VERWEIST AUF seine Schlussfolgerungen vom 14. Oktober 2010, in denen es heißt, dass die institutionellen Vereinbarungen von Erwägungen zugunsten von Kohärenz, Effizienz, Wirksamkeit, Reaktionsfähigkeit, ausgewogener Vertretung und institutioneller Wirtschaftlichkeit geleitet werden sollten; BETONT, dass Beschlüsse zur institutionellen Architektur den Aufgaben der bestehenden Institutionen und den Möglichkeiten zu deren Stärkung gebührend Rechnung tragen sollten;