In de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof gevraagd of de artikelen 2 en 4 van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de onroerende voorheffing de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden doordat die als gevolg hebben dat de invoering van een gedeeltelijke vrijstelling van de onroerende voorheffing geen negatieve financiële implicaties heeft voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, terwijl de invoering wel degelijk negatieve financiële implicaties heeft voor de andere gemeenschappen en gewesten.
In der zweiten präjudiziellen Frage wird der Hof gefragt, ob die Artikel 2 und 4 der Ordonnanz vom 22. Dezember 1994 bezüglich des Immobilienvorabzugs gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstiessen, indem sie zur Folge hätten, dass die Einführung einer teilweisen Befreiung vom Immobilienvorabzug keine negativen finanziellen Auswirkungen für die Region Brüssel-Hauptstadt habe, während die Einführung wohl negative finanzielle Auswirkungen für die anderen Gemeinschaften und Regionen habe.