Het lage percentage invorderingen van onregelmatige betalingen (een cumulatief invorderingspercentage van slechts 17 % sinds 1971) is deels te wijten aan nationale administratieve vertragingen en praktijken (opschorting van de invorderingen totdat de desbetreffende rechtszaken inzake fraude zijn afgedaan, geen status van preferente crediteur bij de inning van GLB-tegoeden, geen ontmoediging van het onbezonnen instellen van beroep) en aan de onwilligheid van de Commissie om in te gaan op voorstellen voor gedeeltelijke vereffening.
Die niedrige Einziehungsquote bei den vorschriftswidrigen Zahlungen (eine Gesamteinziehungsquote von lediglich 17 % seit 1971) ist zum Teil auf Verzögerungen und Praktiken auf Ebene der nationalen Verwaltungen zurückzuführen (Wiedereinziehungsmaßnahmen werden bis zum Abschluss der entsprechenden Betrugsverfahren ausgesetzt; nationalen Behörden wird
im Zusammenhang mit GAP-Forderungen nicht der Status eines bevorrechtigten Gläubigers zuerkannt; Maßnahmen zur Verhinderung offensichtlich aussichtsloser Einsprüche fehlen). Zum Teil erklärt sich die niedrige Wiedereinziehungsquote auch durch das Widerstreben der Kommission, Angebote zur Rüc
...[+++]kzahlung von Beträgen zu akzeptieren, die niedrigerer sind als der geschuldete Betrag.
