Het gebruik van de "marge onder het totale uitgavenmaximum van het voorgaande jaar" (het verschil tussen het voor het jaar N-1 in het financiële kader vastgestelde globaal plafond voor de vastleggingskredieten en de voor dat jaar in de begroting opgenomen vastleggingskredieten), en van de door het IIA voorgeschreven "geannuleerde vastleggingskredieten uit de vorige twee jaren" heeft vergaande consequenties voor de procedure die op het EFG moet worden toegepast.
Die von der IIV geforderte Nutzung der „bis zur Gesamtausgabenobergrenze des Vorjahres verfügbaren Spielräume“ (Differenz zwischen der im Finanzrahmen für das Jahr n-1 festgesetzten Gesamtausgabenobergrenze für Mittelbindungen für das Jahr n-1 und den im Haushaltsplan für dieses Jahr vorgenommenen Mittelbindungen) und der „Mittel für Verpflichtungen, die in den beiden vorausgegangenen Jahren in Abgang gestellt wurden“ hat erhebliche Auswirkungen auf das Verfahren zur Durchführung des EGF.