Uit artikel 62 van de wet van 8 april 1965 en uit artikel 89, § 5, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst vloeit voort dat de tussenkomst van de verzekeraar « B.A.-familiale » van de minderjarige en van diens ouders in de procedure die tegen laatstgenoemden (wegens hun burgerlijke aansprakelijkheid) is ingesteld voor de jeugdrechtbanken waarbij, zoals te dezen, de zaak aanhangig is gemaakt op grond van artikel 36, 4°, van de wet van 8 april 1965, volstrekt ontvankelijk is.
Aus Artikel 62 des Gesetzes vom 8. April 1965 und aus Artikel 89 § 5 des Gesetzes vom 25. Juni 1992 über den Landversicherungsvertrag ergebe sich, dass die Intervention des Privathaftpflichtversicherers des Minderjährigen und dessen Eltern in dem gegen Letztgenannte (wegen ihrer zivilrechtlichen Haftung) vor den Jugendgerichten eingeleiteten Verfahren, bei denen, wie im vorliegenden Fall, die Rechtssache aufgrund von Artikel 36 Nr. 4 des Gesetzes vom 8. April 1965 anhängig gemacht worden sei, völlig zulässig sei.