Vertaling van "juli 1962 voorgeschreven " (Nederlands → Duits) :

« Schenden de artikelen 181 en 182 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Patrimonium, in zoverre geïnterpreteerd als een verplichting voor de Waalse Regering om een beroep te doen op de bij de wet van 26 juli 1962 voorgeschreven rechtspleging inzake onteigening bij hoogdringende omstandigheden, met het oog op de onteigening van van gewestelijk belang verklaarde afgedankte bedrijfsruimten, met uitsluiting van de procedures voorgeschreven bij de wet van 17 april 1935 [lees : 1835] op de onteigening ten algemene nutte, de wet van 10 mei 1926 tot instelling van een rechtspleging bij dringende omstandigheden inzake onteigening ten algemeenen nutte, en als een vermoeden van hoogdringende omstandigheden waardoor de Waalse Regering is vrijgesteld van de vaststelling dat de onmiddellijke inbezitneming van het goed onontbeerlijk is, de regels houdende verdeling van de bevoegdheid tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten en inzonderheid artikel 16 van de Grondwet en artikel 79, § 1, van de wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, afzonderlijk of in samenhang gelezen met artikel 1 van de wet betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte ?
« Verstossen die Artikel 181 und 182 des wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe insofern, als sie dahingehend ausgelegt werden, dass sie der Wallonischen Regierung die Verpflichtung auferlegen, auf das durch das Gesetz vom 26. Juli 1962 bei Enteignungen vorgeschriebene Dringlichkeitsverfahren zurückzugreifen, wenn stillgelegte Gewerbebetriebsgelände, deren regionales Interesse anerkannt worden ist, zu enteignen sind, und zwar unter Ausschluss der Verfahren, die im Gesetz vom 17. April 1935 [zu lesen ist: 1835] über die Enteignung zu gemeinnützigen Zwecken sowie im Gesetz vom 10. Mai 1926 zur Einführung eines Dringlichkeitsverfahrens bei Enteignungen zu gemeinnützigen Zwecken vorgesehen sind, sowie dahingehend, dass eine Dringlichkeitsvermutung vorliegt, durch welche die Wallonische Regierung von der Feststellung der Unerlässlichkeit der sofortigen Inbesitznahme der unbeweglichen Sache befreit wird, gegen die Vorschriften der Zuständigkeitsverteilung zwischen Staat, Gemeinschaften und Regionen, insbesondere gegen Artikel 16 der Verfassung und Artikel 79 § 1 des Gesetzes vom 8. August 1980 zur Reform der Institutionen, an sich oder in Verbindung mit Artikel 1 des Gesetzes bezüglich des Dringlichkeitsverfahrens bei Enteignungen zu gemeinnützigen Zwecken?

Alleen gedurende de enkele dagen die liggen tussen de bij artikel 5 van de wet van 26 juli 1962 voorgeschreven dagvaarding en het bij artikel 7 van die wet beoogde vonnis, zou een gewone derde via een schorsingsarrest de gerechtelijke procedure onwerkdadig kunnen maken, terwijl de eigenaar en de belanghebbende derden alsdan over dat rechtsmiddel niet beschikken.
Nur während der wenigen Tage, die zwischen der Vorladung gemäss Artikel 5 des Gesetzes vom 26. Juli 1962 und dem Urteil gemäss Artikel 7 dieses Gesetzes liegen, könnte ein ordentlicher Dritter das Gerichtsverfahren mittels eines Aussetzungsurteils zum Scheitern bringen, während der Besitzer und die beteiligten Dritten zu diesem Zeitpunkt von diesem Rechtsmittel ausgeschlossen bleiben.

« Schenden de artikelen 181 en 182 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Patrimonium, in zoverre geïnterpreteerd als een verplichting voor de Waalse Regering om een beroep te doen op de bij de wet van 26 juli 1962 voorgeschreven rechtspleging inzake onteigening bij hoogdringende omstandigheden, met het oog op de onteigening van van gewestelijk belang verklaarde afgedankte bedrijfsruimten, met uitsluiting van de procedures voorgeschreven bij de wet van 17 april 1935 [lees : 1835] op de onteigening ten algemene nutte, de wet van 10 mei 1926 tot instelling van een rechtspleging bij dringende omstandigheden inzake onteigening ten algemeenen nutte, en als een vermoeden van hoogdringende omstandigheden waardoor de Waalse Regering is vrijgesteld van de vaststelling dat de onmiddellijke inbezitneming van het goed onontbeerlijk is, de regels houdende verdeling van de bevoegdheid tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten en inzonderheid artikel 16 van de Grondwet en artikel 79, § 1, van de wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, afzonderlijk of in samenhang gelezen met artikel 1 van de wet betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte ?
« Verstossen die Artikel 181 und 182 des wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe insofern, als sie dahingehend ausgelegt werden, dass sie der Wallonischen Regierung die Verpflichtung auferlegen, auf das durch das Gesetz vom 26hhhhqJuli 1962 bei Enteignungen vorgeschriebene Dringlichkeitsverfahren zurückzugreifen, wenn stillgelegte Gewerbebetriebsgelände, deren regionales Interesse anerkannt worden ist, zu enteignen sind, und zwar unter Ausschluss der Verfahren, die im Gesetz vom 17hhhhqApril 1935 [zu lesen ist: 1835] über die Enteignung zu gemeinnützigen Zwecken sowie im Gesetz vom 10hhhhqMai 1926 zur Einführung eines Dringlichkeitsverfahrens bei Enteignungen zu gemeinnützigen Zwecken vorgesehen sind, sowie dahingehend, dass eine Dringlichkeitsvermutung vorliegt, durch welche die Wallonische Regierung von der Feststellung der Unerlässlichkeit der sofortigen Inbesitznahme der unbeweglichen Sache befreit wird, gegen die Vorschriften der Zuständigkeitsverteilung zwischen Staat, Gemeinschaften und Regionen, insbesondere gegen Artikel 16 der Verfassung und Artikel 79 § 1 des Gesetzes vom 8hhhhqAugust 1980 zur Reform der Institutionen, an sich oder in Verbindung mit Artikel 1 des Gesetzes bezüglich des Dringlichkeitsverfahrens bei Enteignungen zu gemeinnützigen Zwecken?

De verwijzende rechter meent die bepalingen te kunnen interpreteren als een verplichting voor de Regering om een beroep te doen op de bij de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte voorgeschreven rechtspleging, met uitsluiting van de procedures voorgeschreven bij de wetten van 17 april 1835 en 10 mei 1926, en als « een vermoeden van hoogdringende omstandigheden waardoor de Waalse Regering is vrijgesteld van de vaststelling dat de onmiddellijke inbezitneming van het goed onontbeerlijk is ».
Nach Auffassung des Verweisungsrichters können diese Bestimmungen dahingehend interpretiert werden, dass sie die Regierung verpflichten, auf das durch das Gesetz vom 26. Juli 1962 über das Dringlichkeitsverfahren bei Enteignungen zu gemeinnützigen Zwecken vorgeschriebene Verfahren zurückzugreifen, und zwar unter Ausschluss der in den Gesetzen vom 17. April 1835 und vom 10. Mai 1926 vorgesehenen Verfahren, sowie dahingehend, dass « eine Dringlichkeitsvermutung vorliegt, durch welche die Wallonische Regierung von der Feststellung der Unerlässlichkeit der sofortigen Inbesitznahme der unbeweglichen Sache befreit wird ».