1. De aanvragen voor de tussentijdse betalingen van de bijdrage van de Gemeenschap en van die van de lidstaten moeten worden ingediend vóór het einde van de kalendermaand die volgt op het einde van elke periode van negentig kalenderdagen berekend vanaf de datum van ondertekening van het contract.
(1) Die Anträge auf Zwischenzahlung der Beteiligung der Gemeinschaft und der Mitgliedstaaten sind vor Ende des Kalendermonats zu stellen, der auf den Monat folgt, in dem die jeweils 90 Kalendertage ab Unterzeichnung des Vertrags abgelaufen sind.