De v
erzoekende partijen voeren aan dat de artikelen 3, § 1, tweede lid, 6, § 1, 2°, 7, 21, 39, 40 en 41 van de wet van 19 april 2002 tot rat
ionalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, al dan niet in samenhang gelezen met de in het middel aangehaalde internationale en grondwettelijke bepalingen, omdat kansspeloperatoren, kans
spelinrichtingen en kansspelen van de privé-sector ...[+++] anders worden behandeld dan de Nationale Loterij, de kansspelinrichtingen opgericht door de Nationale Loterij en de kansspelen georganiseerd door de Nationale Loterij, zonder dat voor die verschillende behandeling een redelijke verantwoording bestaat.Die klagenden Parteien führen an, die Artikel 3 § 1 Absatz 2, 6 § 1 Nr. 2, 7, 21, 39, 40 und 41 des Gesetzes vom 19. April 2002 zur Rationalisierung der Arbeit und Verwaltung der Nationall
otterie verstiessen gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung
, gegebenenfalls in Verbindung mit den im Klagegrund angeführten internationalen und verfassungsmässigen Bestimmungen, da Betreiber von Glücksspielen, Glücksspieleinrichtungen und Glücksspiele
n des Privatsektors anders behandelt ...[+++] würden als die Nationallotterie, die von der Nationallotterie geschaffenen Glücksspieleinrichtungen und die von der Nationallotterie organisierten Glücksspiele, ohne dass dieser Behandlungsunterschied vernünftig gerechtfertigt sei.