5. Is er sprake van een schending van de principes van gelijkheid en non-discriminatie bij de gezamenlijke toepassing van artikel 7, 2°, van de Kieswet van 12 april 1894 en artikel 86, 1°, b), van het [.] decreet van 27 maart 1997 [lees : 1991] betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs (a) omdat een verschil in behandeling wordt gecreëerd tussen vergelijkbare veroordeelden wegens een bepaald misdrijf (b) omdat een verschil in behandeling wordt gecreëerd tussen verschillende categorieën van onderwijzend personeel (ambtenaren en niet-ambtenaren), (c) omdat de sanctie van het ambtshalve ontslag in werking treedt bij een zelfs tijdelijk
e schorsing van het ...[+++] class=yellow3>kiesrecht hetgeen nochtans verschilt van een definitieve schorsing van het kiesrecht en (d) omdat niemand, bij toepassing van artikel 14, 7°, van het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, opgemaakt te New York op 19 december 1966 en goedgekeurd bij de wet van 15 mei 1981, voor een tweede keer mag berecht of gestraft worden voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds overeenkomstig de wet en het procesrecht bij einduitspraak veroordeeld is of waarvan hij vrijgesproken is, (e) omdat dit zou neerkomen op een schending van het algemeen rechtsbeginsel dat neergelegd is in de rechtsspreuk ' non bis in idem ' en (f) omdat een dergelijke beslissing niet kan genomen worden zonder jurisdictionele toetsing ?
5. Verstösst die gemeinsame Anwendung von Artikel 7 Nr. 2 des Wahlgesetzes vom 12. April 1894 und von Artikel 86 Nr. 1 Buchstabe b) des [.] Dekrets vom 27. März 1997 [zu lesen ist: 1991] über den Rechtsstatus bestimmter Personalmitglieder des Gemei
nschaftsunterrichts gegen den Gleichheits- und
Nichtdiskriminierungsgrundsatz, (a) weil ein Behandlungsunterschied zwischen vergleichbaren Kategorien von wegen einer bestimmten Straftat verurteilten Personen eingeführt wird, (b) weil ein Behandlungsunterschied zwischen vergleichbaren Kategorien von Mitgliedern des Lehrpersonals (Bea
...[+++]mten oder Nichtbeamten) eingeführt wird, (c) weil die Sanktion der Entlassung von Amts wegen bei einer selbst zeitweiligen Aussetzung des Wahlrechts in Kraft tritt, wobei diese sich jedoch von der endgültigen Aussetzung des Wahlrechts unterscheidet, (d) weil gemäss Artikel 14 Absatz 7 des am 19. Dezember 1966 in New York geschlossenen und durch das Gesetz vom 15. Mai 1981 genehmigten Paktes über bürgerliche und politische Rechte niemand wegen einer strafbaren Handlung, wegen der er bereits nach dem Gesetz und dem Strafverfahrensrecht rechtskräftig verurteilt oder freigesprochen worden ist, erneut verfolgt oder bestraft werden darf, (e) weil dies einen Verstoss gegen den im Lehrsatz ' non bis in idem ' enthaltenen allgemeinen Rechtsgrundsatz darstellen würde und (f) weil eine ähnliche Entscheidung nicht ohne richterliche Prüfung getroffen werden kann?