De wetgever bepaalde dus « dat inzake huishuur, de huurovereenkomst alleen kan worden ontbonden bij een rechterlijke beslissing en nadat de rechter hoe dan ook heeft beoordeeld of de ernst van de niet-uitvoering, door een van de partijen, van haar contractuele verbintenissen, de ontbinding verantwoordt die voor hem door de andere partij wordt gevorderd (Burgerlijk Wetboek, art. 1184) ».
Der Gesetzgeber hat daher vorgesehen, « dass Mietverträge nur durch eine Gerichtsentscheidung, und nachdem der Richter in jedem Fall beurteilt hat, ob die Schwere der Nichterfüllung der vertraglichen Verpflichtungen durch eine der Parteien die vor ihm durch die andere Partei angestrebte Auflösung rechtfertigt, aufgelöst werden können (Zivilgesetzbuch, Art. 1184) ».