Ofschoon het vaststellen van de forfaitaire som en van het aandeel v
an de in aanmerking komende kosten door de gouverneur te zijnen aanzien een beoordelingsbevoegdheid met zich meebrengt, is die niet onverenigbaar met de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met artikel 162, eerste lid en tweede lid, 3°, van de Grondwet, vermits artikel 10, § 2, 4°, en § 3, van de wet van 31 december 1963, in zijn geheel gelezen, op voldoende duidelijke wijze de gren
zen aangeeft binnen welke de gouverneur zijn bevoegdheid dient
...[+++] uit te oefenen.