1. « Schendt artikel 20, § 3, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State artikel 149 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepaling stelt dat de eerste voorzitter, de voorzitter, de kamervoorzitter of de staatsraad die ten minste drie jaar graadanciën
niteit heeft en die daartoe is
aangewezen door de korpschef die de afdeling bestuursrechtspraak onder zijn verantwoordelijkheid heeft, uitspraak doet over de toelaatbaarheid van het cassatieberoep zonder terechtzitting en zonder dat de parti
...[+++]jen worden gehoord, terwijl, in zoverre artikel 149 van de Grondwet bepaalt dat het vonnis in openbare terechtzitting wordt uitgesproken, dat artikel tot doel heeft een openbare controle van de gewezen beslissing mogelijk te maken en daardoor een van de waarborgen van een billijk proces vormt ?1. « Verstösst Artikel 20 § 3 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat gegen Artikel 149 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, indem diese Bestimmung vorsieht, dass der Erste Präsident, der Präsident, der Kammerpräsident oder der Staatsrat mit wenigstens drei Jahren Dienstgradalter, der von dem für die Verwaltungsstreitsachenab
teilung zuständigen Korpschef bestimmt wird, ohne Sitzung und ohne Anhörung der Parteien über die Zulässigkeit der Kassationsbeschwerde entscheidet, während Artikel 149 der Verfassung dadurch, dass er bestimmt, dass das Urteil in öffentlicher Sitzung verkündet wir
...[+++]d, zum Ziel hat, eine öffentliche Kontrolle der verkündeten Entscheidung zu ermöglichen, und somit eine der Garantien für ein faires Verfahren darstellt?