1. Elke landbouwgrondstof mag worden geteeld op de oppervlakten waarvoor de steun wordt verleend, op voorwaarde dat zij hoofdzakelijk bestemd is voor gebruik bij de productie van energieproducten overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 8.
(1) Auf den Flächen, die Gegenstand der Beihilfe sind, dürfen alle landwirtschaftlichen Rohstoffe angebaut werden, wenn ihr hauptsächlicher Endverwendungszweck die Herstellung von Energieprodukten unter den Bedingungen der Absätze 2 bis 8 ist.