(a) enerzijds de vaststelling dat alle bepalingen van de EU-Overeenkomst van 10 maart 1995 aangaande de verkorte procedure tot uitlevering en de artikelen 2, 6, 8, 9 en 13 van de EU-Overeenkomst van 27 september 1996 betreffende uitlevering tussen de lidstaten een ontwikkeling inhouden van het Schengenacquis en daarom van toepassing zijn op de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, en wel op grond van de associatieovereenkomst tussen de EU en beide landen.
(a) zum einen soll bestimmt werden, dass sämtliche Bestimmungen des EU-Übereinkommens vom 10. März 1995 über das vereinfachte Auslieferungsverfahren sowie die Artikel 2, 6, 8, 9 und 13 des EU-Übereinkommens vom 27. September 1996 über die Auslieferung zwischen den Mitgliedstaaten eine Weiterentwicklung des Schengen-Besitzstands darstellen und deshalb auf die Republik Island und das Königreich Norwegen entsprechend dem Assoziierungsübereinkommen der EU mit diesen Ländern anwendbar sind;