De in het geding zijnde bepaling verleent de minister van Landsverdediging geen reglementaire bevoegdheid maar kent hem een discretionaire bevoegdheid toe waarbij hij een evenwicht dient na te streven tussen het belang van het leger en dat van de betrokken militair.
Die fragliche Bestimmung verleiht dem Minister der Landesverteidigung keine Verordnungsbefugnis, sondern eine Ermessensbefugnis, wobei er ein Gleichgewicht zwischen den Interessen der Streitkräfte und denjenigen der betreffenden Militärperson anstreben muss.