De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of artikel 12bis, § 4, derde lid, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, « gelet op het feit dat aan de pr
ocureur des Konings geen enkele termijn wordt opgelegd om over te gaan tot de kennisgeving [van het door de rechtbank van eerste aanleg gewezen vonnis], die hij dus
langdurig of zelfs oneindig zou kunnen uitstellen, en dat bovendien de vreemdeling zelf niet het initiatief kan nemen om de termijn
van hoger beroep te laten ...[+++] lopen door de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg aan de procureur des Konings te betekenen ».
Der vorlegende Richter fragt den Hof, ob Artikel
12bis § 4 Absatz 3 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse, « in Anbetracht der Tatsache, dass der Prokurator des Königs an keinerlei Frist gebunden ist, um die Notifizierung [des vom Gericht erster Instanz verkündet
en Urteils] zu veranlassen, die er somit lange Zeit
oder sogar unbegrenzt hinausschieben könnte, wohingegen der Ausländer nicht selbst die Initiative ergreifen kann, die Berufungsfrist einsetzen zu l
...[+++]assen, indem er dem Prokurator des Königs die Entscheidung des Gerichts erster Instanz zustellen lässt ».