Gelet op de in de in het geding zijnde bepaling vervatte woorden « woning van de eigenaar », en gelet op het feit dat het woord « eigenaar » volgens artikel 2, 9°, van het decreet van 19 april 1995, in de versie ervan zoals v
an toepassing op de feiten van de zaak die hangende is voor het verwijzende rechtscollege, dient te worden begrepen als « diegene die een [...] eigendomsrecht kan laten gelden op het
betrokken onroerend goed », blijkt de prejudiciële vraag niet uit te gaan van een
kennelijk verkeerde ...[+++]lezing van die bepaling.
Angesichts der in der fraglichen Bestimmung enthaltenen Wörter « Wohnung des Eigentümers » und angesichts des Umstandes, dass das Wort « Eigentümer » gemäß Artikel 2 Nr. 9 des Dekrets vom 19. April 1995 in dessen Fassung, die auf den Sachverhalt der vor dem vorlegenden Rechtsprechungsorgan anwendbar ist, als « derjenige, der ein [...] Eigentumsrecht an der betreffenden Immobilie geltend machen kann » zu verstehen ist, erweist sich, dass die Vorabentscheidungsfrage nicht von einer offensichtlich falschen Lesart dieser Bestimmung ausgeht.