Traduction de «lid derde alinea » (Néerlandais → Allemand) :

TERMINOLOGIE

derde land | land dat geen lid is van de EU | niet-lid van de Unie
Drittland | Nicht-EU-Staat

alinea | lid
Absatz | Abs. [Abbr.]

in de laatste alinea van lid 3
im letzten Unterabsatz von Absatz 3

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

In afwijking van artikel , lid , derde alinea, en van artikel , lid , tweede alinea, van Richtlijn //EG kunnen de daarin bedoelde integratievoorwaarden en -maatregelen alleen worden toegepast nadat de betrokken personen gezinshereniging is toegestaan.
(3)Abweichend von Artikel 4 Absatz 1 Unterabsatz 3 und Artikel 7 Absatz 2 Unterabsatz 2 der Richtlinie 2003/86/EG dürfen die darin vorgesehenen Integrationsvoraussetzungen und -maßnahmen nur zur Anwendung gelangen, nachdem den betroffenen Personen die Familienzusammenführung gewährt wurde.

Gezien Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren , en met name artikel 6, lid 1, derde alinea, artikel 7, lid 1, derde alinea, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, tweede alinea, artikel 11, leden 1 en 3, artikel 19 en artikel 32, lid 2,
gestützt auf die Verordnung (EG) Nr. 111/2005 des Rates vom 22. Dezember 2004 zur Festlegung von Vorschriften für die Überwachung des Handels mit Drogenausgangsstoffen zwischen der Gemeinschaft und Drittländern , insbesondere Artikel 6 Absatz 1 Unterabsatz 3, Artikel 7 Absatz 1 Unterabsatz 3, Artikel 8 Absatz 2, Artikel 9 Absatz 2 Unterabsatz 2, Artikel 11 Absätze 1 und 3, Artikel 19 und Artikel 32 Absatz 2,

Indien een overeenkomstig artikel , lid , derde alinea, van Richtlijn //EG in de Unie opgerichte financiële holding binnenlandse dochterondernemingen heeft, wordt het Europees afwikkelingscollege met het oog op het toezicht op geconsolideerde basis op grond van die richtlijn, voorgezeten door de afwikkelingsautoriteit van de lidstaat waarin de consoliderende toezichthouder zich bevindt.
Werden die inländischen Tochterunternehmen gemäß Artikel 143 Absatz 3 Unterabsatz 3 der Richtlinie 2006/48/EG von einer Finanzholdinggesellschaft mit Sitz in der Union gehalten, übernimmt die Abwicklungsbehörde desjenigen Mitgliedstaates den Vorsitz im europäischen Abwicklungskollegium, in dem sich die für die Beaufsichtigung auf konsolidierter Basis nach jener Richtlinie zuständige konsolidierende Aufsichtsbehörde befindet.

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 36, lid 2, derde alinea, artikel 73, lid 7, derde alinea, en artikel 84, lid 4, derde alinea,
gestützt auf die Verordnung (EU) Nr. 575/2013 des Europäischen Parlaments und des Rates vom 26. Juni 2013 über Aufsichtsanforderungen an Kreditinstitute und Wertpapierfirmen und zur Änderung der Verordnung (EU) Nr. 648/2012 (1), insbesondere auf Artikel 36 Absatz 2 Unterabsatz 3, Artikel 73 Absatz 7 Unterabsatz 3 und Artikel 84 Absatz 4 Unterabsatz 3,

Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast met betrekking tot de uitvoeringsbevoegdheden van artikel 8, derde alinea, artikel 22, lid 7, vijfde alinea, artikel 38, lid 3, tweede alinea, artikel 38, lid 10, artikel 39, lid 4, tweede alinea, artikel 46, lid 3, artikel 96, lid 2, tweede alinea, artikel 115, lid 4, en artikel 125, lid 8, tweede alinea, en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Gibt der Ausschuss keine Stellungnahme ab, so erlässt die Kommission den Durchführungsrechtsakt in Bezug auf die Durchführungsbefugnisse nach Maßgabe von Artikel 8 Absatz 3, Artikel 22 Absatz 7 Unterabsatz 5, Artikel 38 Absatz 3 Unterabsatz 2, Artikel 38 Absatz 10, Artikel 39 Absatz 4 Unterabsatz 2, Artikel 46 Absatz 3, Artikel 96 Absatz 2 Unterabsatz 2, Artikel 115 Absatz 4 und Artikel 125 Absatz 8 Unterabsatz 2 nicht, und Artikel 5 Absatz 4 Unterabsatz 3 der Verordnung (EU) Nr. 182/2011 findet Anwendung.

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name de derde alinea van artikel 329, lid 3, de derde alinea van artikel 352, lid 6, en de derde alinea van artikel 358, lid 4,
gestützt auf die Verordnung (EU) Nr. 575/2013 des Europäischen Parlaments und des Rates vom 26. Juni 2013 über Aufsichtsanforderungen an Kreditinstitute und Wertpapierfirmen und zur Änderung der Verordnung (EU) Nr. 648/2012 (1), insbesondere auf Artikel 329 Absatz 3 Unterabsatz 3, Artikel 352 Absatz 6 Unterabsatz 3 und Artikel 358 Absatz 4 Unterabsatz 3,

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 12, lid 2, tweede alinea, artikel 19, lid 4, derde alinea, artikel 21, lid 3, artikel 26, lid 4, eerste alinea, artikel 27, lid 2, tweede alinea, en artikel 30, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken.
(3) Die Befugnisübertragung gemäß Artikel 12 Absatz 2 Unterabsatz 2, Artikel 19 Absatz 4 Unterabsatz 3, Artikel 21 Absatz 3, Artikel 26 Absatz 4 Unterabsatz 1, Artikel 27 Absatz 2 Unterabsatz 2 und Artikel 30 Absatz 4 kann vom Europäischen Parlament oder vom Rat jederzeit widerrufen werden.

2. De in artikel 12, lid 2, tweede alinea, artikel 19, lid 4, derde alinea, artikel 21, lid 3, artikel 26, lid 4, eerste alinea, artikel 27, lid 2, tweede alinea, en artikel 30, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 21 maart 2013.
(2) Die Befugnis zum Erlass delegierter Rechtsakte gemäß Artikel 12 Absatz 2 Unterabsatz 2, Artikel 19 Absatz 4 Unterabsatz 3, Artikel 21 Absatz 3, Artikel 26 Absatz 4 Unterabsatz 1, Artikel 27 Absatz 2 Unterabsatz 2 und Artikel 30 Absatz 4 wird der Kommission für einen Zeitraum von fünf Jahren ab dem 21. März 2013 übertragen.

1. Wanneer een oppervlakte wordt gerooid op grond van artikel 2, lid 7, of artikel 19, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 of op grond van artikel 3, lid 2, derde alinea, onder b), artikel 3, lid 4, derde alinea, onder b), ii), of artikel 3, lid 8, van de onderhavige verordening worden geen herbeplantingsrechten toegekend.
(1) Wird eine Fläche gemäß Artikel 2 Absatz 7 oder Artikel 19 Absatz 4 der Verordnung (EG) Nr. 1493/1999 bzw. Artikel 3 Absatz 2 Unterabsatz 3 Buchstabe b), Artikel 3 Absatz 4 Unterabsatz 3 Buchstabe b) oder Artikel 3 Absatz 8 der vorliegenden Verordnung gerodet, so werden keine Wiederbepflanzungsrechte erteilt.