Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid te onderzoeken van de in het geding zijnde bepalingen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door die te vergelijken met artikel 13 van de wet van 15 december 1980, dat betrekking heeft op de vreemdelingen-onderdanen van Staten die geen lid zijn van de Europese Unie, die een verblijfsrecht hebben verkregen als familielid van een vreemdeling-onderdaan van een Staat die geen lid is van de Unie die voor onbeperkte duur tot het verblijf in het Rijk is gemachtigd of toegelaten.
Der Gerichtshof wird gebeten, die fraglichen Bestimmungen auf ihre Vereinbarkeit mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung hin zu prüfen, indem sie mit Artikel 13 des Gesetzes vom 15. Dezember 1980 verglichen werden, der sich auf Nicht-EU-Ausländer bezieht, die ein Aufenthaltsrecht bekommen haben in der Eigenschaft als Familienangehöriger eines Nicht-EU-Ausländers, dem der Aufenthalt im Königreich für unbeschränkte Dauer gestattet oder erlaubt worden ist.