1. Elke oorspronkelijke titularis van een invoercertificaat voor suiker bestemd voor raffinage legt, uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van het betrokken invoercertificaat, aan de lidstaat van afgifte en ten genoegen van die lidstaat een bewijs over dat de raffinage binnen de in artikel 7, lid 3, vastgestelde termijn heeft plaatsgevonden.
(1) Jeder ursprüngliche Inhaber einer Einfuhrlizenz für zur Raffination bestimmten Zucker weist dem Mitgliedstaat, der die Lizenz erteilt hat, innerhalb von sechs Monaten nach Ablauf der Gültigkeit der betreffenden Einfuhrlizenz hinreichend nach, dass die Raffination innerhalb des Zeitraums gemäß Artikel 7 Absatz 3 stattgefunden hat.