(8) De bepalingen van deze richtlijn moeten de mogelijkheid onverlet laten dat elke lidstaat de nodige maatregelen neemt om voor de bescherming van zijn essentiële veiligheidsbelangen te zorgen, de openbare orde en de openbare veiligheid te garanderen en het onderzoek, de opsporing en de vervolging van misdrijven mogelijk te maken, met dien verstande dat dit niet als voorwendsel mag dienen om zich niet te houden aan de meer algemene verplichtingen van elke lidstaat op het vlak van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens.
(8) Die Möglichkeit der Mitgliedstaaten, die für die Wahrung ihrer wesentlichen Sicherheitsinteressen und den Schutz der öffentlichen Ordnung und der öffentlichen Sicherheit erforderlichen Maßnahmen zu ergreifen und die Ermittlung, Feststellung und Verfolgung von Straftaten zuzulassen, bleibt von den Bestimmungen dieser Richtlinie unberührt, sofern sie dies nicht als Vorwand nutzen, ihren allgemeineren Verpflichtungen hinsichtlich der Achtung des Schutzes der Privatsphäre und personenbezogener Daten nicht nachzukommen.