1. Voor voertuigen waarvoor in een lidstaat een vergunning tot indienststelling is afgegeven overeenkomstig artikel 21, lid 12, of artikel 24, kunnen andere lidstaten overeenkomstig dit artikel besluiten of aanvullende vergunningen voor indienststelling op hun grondgebied zijn vereist.
(1) Im Falle von Fahrzeugen, deren Inbetriebnahme in einem Mitgliedstaat gemäß Artikel 21 Absatz 12 oder Artikel 24 genehmigt wurde, können andere Mitgliedstaaten in Einklang mit diesem Artikel entscheiden, dass zusätzliche Genehmigungen für die Inbetriebnahme in ihrem Hoheitsgebiet erforderlich sind.