2. De lidstaten kunnen stedelijke, voorstedelijke en regionale vervoersdiensten vrijstellen van de bepalingen van deze verordening wanneer zij ervoor zorgen dat de doelstellingen ervan door alternatieve regelgevingsmaatregelen worden verwezenlijkt, rekening houdend met de objectieve, specifieke kenmerken van stedelijk, voorstedelijk en regionaal vervoer, terwijl voor een met deze verordening vergelijkbare bescherming van de passagiersrechten wordt gezorgd.
2. Die Mitgliedstaaten können Stadtverkehrs-, Vorortverkehrs- und Regionalverkehrsdienste von den Bestimmungen dieser Verordnung ausnehmen, wenn sie sicherstellen, dass die Ziele dieser Verordnung durch alternative Vorschriften erreicht werden, wobei den objektiven spezifischen Merkmalen des Stadt-, Vorort- und Regionalverkehrs Rechnung zu tragen ist und in Bezug auf die Fahrgastrechte ein vergleichbares Schutzniveau, wie es diese Verordnung bietet, gewährleistet werden muss.