2. De lidstaten kunnen alleen een uitzondering maken voor de gevallen waarin een persoon een volgend verzoek in de zin van artikel 34, lid 7, indient of wanneer zij een persoon zullen overdragen of uitleveren, naar gelang van het geval, aan hetzij een andere lidstaat uit hoofde
van verplichtingen overeenkomstig Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten of anderszins, hetzij aan een derde land, met uitzondering van het land van herkomst van de betro
...[+++]kken verzoeker, of aan internationale strafhoven of tribunalen.