1. Indien de vangstmogelijkheden in de wateren onder soevereiniteit en/of jurisdictie van Groenland in het kader van de quota en vergunningen van een bepaalde lidstaat niet volledig worden benut, mag de Commissie, onverminderd de bij artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 aan de lidstaten verleende bevoegdheden en de toepassing van het beginsel van relatieve stabiliteit, procedures voor raadpleging tussen lidstaten vaststellen, ter bevordering van de optimale benutting van vangstmogelijkheden.
1. Werden Fangmöglichkeiten im Rahmen der einem Mitgliedstaat in den Gewässern unter der Hoheit oder der Gerichtsbarkeit Grönlands zugeteilten Quoten und Lizenzen nicht genutzt, so kann die Kommission unbeschadet der den Mitgliedstaaten mit Artikel 20 Absatz 5 der Verordnung (EG) Nr. 2371/2002 übertragenen Zuständigkeiten und des Grundsatzes der relativen Stabilität Verfahren zur Konsultation zwischen den Mitgliedstaaten einrichten, um eine optimale Nutzung der Fangmöglichkeiten zu ermöglichen.