Volgens de verzoeker schendt die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat ze inzake pensioenen tot een discriminatie zou leiden tussen lokale mandatarissen naargelang zij vóór dan wel vanaf 1 januari 2001 in ruste worden gesteld, nu voor de eerste categorie de weddeverhoging ingevoerd bij de wet van 4 mei 1999 niet in aanmerking wordt genomen voor de berekening van hun pensioen, terwijl dat voor de tweede categorie wel het geval zou zijn.
Nach Darlegung der klagenden Partei verstosse diese Bestimmung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie in bezug auf die Pensionen zu einer Diskriminierung zwischen örtlichen Mandatsträgern führe, je nachdem, ob sie vor oder ab dem 1. Januar 2001 in den Ruhestand versetzt würden, da für die erste Kategorie die durch das Gesetz vom 4. Mai 1999 eingeführte Gehaltserhöhung nicht zur Berechnung ihrer Pension berücksichtigt werde, wogegen dies für die zweite Kategorie sehr wohl der Fall sei.
