Het Hof stelt echter vast dat de verzoekende partij in de zaak nr. 2559, die als enige de vernietiging van artikel 461 vordert, dat doet uit de overweging dat die bepaling het haar niet mogelijk maakt haar ambt van hoogleraar aan een hogere kunstschool uit te oefenen als titularis van een niet-uitsluitend ambt (bedoeld in artikel 5, voorlaatste lid, van het koninklijk besluit van 15 april 1958), wanneer zij uit hoofde van een in de overheidssector uitgeoefende betrekking een rustpensioen geniet.
Der Hof stellt jedoch fest, dass die klagende Partei in der Rechtssache Nr. 2559, die alleine die Nichtigerklärung von Artikel 461 beantragt, von der Erwägung ausgeht, dass diese Bestimmung es ihr nicht erlaube, ihre Funktion als Hochschullehrer an einer Kunsthochschule als nicht ausschliessliche Funktion (im Sinne von Artikel 5 vorletzter Absatz des königlichen Erlasses vom 15. April 1958) auszuüben und gleichzeitig eine Alterspension aufgrund einer im öffentlichen Sektor bekleideten Arbeitsstelle zu erhalten.