De tweede bepaling van de richtlijn – dat lidstaten "in samenwerking met de Staten van oorsprong, passende maatregelen [nemen] om te bevorderen dat, in coördinatie met het normale onderwijs, onderwijs in de moedertaal en de cultuur van het land van oorsprong wordt verstrekt" – maakt een grote mate van flexibiliteit mogelijk in de manier waarop de verplichting dient te worden nagekomen.
Die zweite Bestimmung der Richtlinie – die Mitgliedstaaten treffen „in Zusammenarbeit mit den Herkunftsstaaten geeignete Maßnahmen, um unter Koordinierung mit dem Regelunterricht die Unterweisung der Kinder in der Muttersprache und der heimatlichen Landeskunde zu fördern“ – gestattet ein großes Maß an Flexibilität, wie dieser Verpflichtung nachgekommen werden soll.