Lidstaten waar meer dan 60 % van de zoogkoeien en vaarzen in berggebieden worden gehouden, mogen besluiten de zoogkoeienpremie te betalen voor vaarzen die niet behoren tot individuele quota en daartoe maximaal 20 % van het nationale maximum voor zoogkoeien onderbrengen in een afzonderlijk nationaal submaximum.
Mitgliedstaaten, in denen über 60% der Mutterkühe und Färsen in Berggebieten gehalten werden, können beschließen, die Zahlung der Mutterkuhprämie für Färsen so zu regeln, daß sie nicht im Rahmen der individuellen Quote, sondern durch Übertragung eines Anteils von höchstens 20% der für die Mutterkuhprämie geltenden nationalen Obergrenze auf eine getrennte nationale Obergrenze erfolgt.