256. merkt voorts op dat de kredieten van de prestatiereserve zijn toegewezen volgens de behoefte die werd gevoeld om de absorptie van EU-middelen te maximaliseren, niet om ze te richten op sectoren waar ze bijzonder doeltreffend waren gebleken; stelt vast dat infrastructuurprojecten bijgevolg de belangrijkste begunstigden waren; merkt op dat in het algemeen middelen zijn weggehaald van maatregelen waar sprake was van onderbesteding;
256. stellt weiter fest, dass die Mittel der leistungsgebundenen Reserve aufgrund der vermeintlichen Notwendigkeit der Maximierung der Ausschöpfung der EU-Mittel zugewiesen wurden, anstatt die Ausgaben auf Tätigkeiten zu konzentrieren, die für besonders wirksam befunden wurden; daher flossen diese Mittel hauptsächlich in Infrastrukturprojekte; insgesamt wurden die Mittel von Maßnahmen mit geringer Mittelausschöpfung abgezogen;