2. onderstreept het tweeledige karakter van audiovisuele media als zowel culturele als economische factor; merkt op dat de behoefte aan toekomstige mediaregularising door de EU niet zozeer wordt ingegeven door een gebrek aan communicatiekanalen, maar vooral door de noodzaak om diversiteit te waarborgen, en dringt erop aan dat toegang tot veelvormige media van hoge kwaliteit en culturele en taaldiversiteit en kwaliteit niet afhankelijk mogen zijn van de economische middelen van de gebruiker;
2. betont den Doppelcharakter audiovisueller Medien als Kultur- und Wirtschaftsgut; stellt fest, dass Mediendienste in der EU nicht deshalb reguliert werden müssen, weil es an Übertragungswegen mangelt, sondern vor allem, weil es die Vielfalt zu sichern gilt, und betont, dass der Zugang zu vielfältigen und hochwertigen Medien und die kulturelle und sprachliche Vielfalt und Qualität nicht von der wirtschaftlichen Leistungsfähigkeit des Einzelnen abhängen dürfen;