In dat opzicht dient erop te worden gewezen dat de onmogelijkheid om ten laste van de Staat de vergoeding te verkrijgen van een door een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie begane lichtere fout zolang de in het geding zijnde beslissing niet is uitgewist, geen onevenredige aantasting van het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel, zoals het is gewaarborgd bij de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met zich meebrengt.
Diesbezüglich ist anzumerken, dass die Unmöglichkeit, zu Lasten des Staates die Wiedergutmachung eines durch ein letztinstanzliches Gericht begangenen leichten Fehlers zu erhalten, solange die angefochtene Entscheidung nicht getilgt wurde, keine unverhältnismäßige Verletzung des Rechtes auf eine wirksame Beschwerde zur Folge hat, so wie es durch die Artikel 6 und 13 der Europäischen Menschenrechtskonvention gewährleistet wird.