De uitzondering op de regel van het recht op kantonnement inzake de schuldvordering tot levensonderhoud werd verantwoord door de « uiterst dringende aard » van het levensonderhoud, zodat beslist werd dat « men [.] geen kantonnement [zou] kunnen toelaten dat de schuldeiser zou beroven van de voordelen van het eigenlijke onderhoud die zijn titel hem toekent » (Parl. St., Senaat, 1963-1964, nr. 60, p. 306).
Die Ausnahme zur Regel des Rechts auf Hinterlegung im Bereich der Unterhaltsforderungen wurde gerechtfertigt mit der « äusserst dringlichen Beschaffenheit » des Lebensunterhalts, so dass beschlossen wurde, « man könnte keine Hinterlegung zulassen, die dem Unterhaltsgläubiger die Hilfe vorenthalten würde, die sein Titel ihm zugesteht » (Parl. Dok., Senat, 1963-1964, Nr. 60, S. 306).