In zoverre de verzoekende partijen de schending aanvoeren van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 9 van het Verdrag van Aarhus, en zonder na te gaan of artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens te dezen van toepassing is, blijkt uit wat voorafgaat eveneens dat de bestreden bepaling het recht op toegang tot de rechter niet uitsluit.
Insofern die klagenden Parteien einen Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 9 des Aarhus-Ubereinkommens anführen, und ohne dass zu prüfen ist, ob Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention im vorliegenden Fall anwendbar ist, geht aus dem Vorstehenden ebenfalls hervor, dass die angefochtene Bestimmung das Recht auf gerichtliches Gehör nicht ausschliesst.