Zij betoogt ten slotte dat zelfs indien de middelen relevant zouden zijn ten aanzien van de doelstellingen en zelfs indien alternatieve oplossingen zouden moeten worden geweerd, de bestreden bepaling, rekening houdend met de aard van de in het geding zijnde beginselen, zou moeten worden afgekeurd, omdat zij een onevenredige inbreuk pleegt op het recht op vrijheid (derde onderdeel).
Schliesslich führt sie an, selbst wenn die Mittel sachdienlich im Hinblick auf die Ziele seien und selbst wenn Alternativlösungen auszuschliessen seien, müsse die angefochtene Bestimmung verworfen werden angesichts der Beschaffenheit der betroffenen Grundsätze, weil sie das Recht auf Freiheit auf unverhältnismässige Weise verletze (dritter Teil).